Tagarchief: burgerparticipatie

Leefbaarheid en Ondernemen

De leefbaarheid van een dorp houdt veel inwoners van een dorp bezig. Bestuurders van verenigingen proberen hun club draaiende te houden en vrijwilligers runnen de enige nog overgebleven dorpswinkel. Alles voor het in stand houden van de leefbaarheid. Oftewel: het voortbestaan van de dorpse voorzieningen. De ondernemer kan zich ook vaak bij die initiatieven aansluiten, door sponsoring met name. Maar wat krijgt hij daarvoor terug? Gaan de mensen van de volksdansvereniging ook bij de sponsorende horeca hun eigen feestjes geven? Moet dat wel? De ondernemer zucht bij weer een sponsorverzoek. Leefbaarheid en ondernemerschap lijken daarom wel eens ver van elkaar af te staan. Maar dat hóeft niet.

Een korte geschiedenis van de leefbaarheid

De strijd voor de leefbaarheid is per tijdvak anders ingekleurd. In de jaren ’60/’70 kwamen de verenigingen tot bloei. Overal werd om de zoveel tijd wel iets opgericht. De pioniersjaren, er ontstond een sociaal netwerk. Die mensen kregen in de jaren ’80 het nodige voor elkaar, vaak door zelf de handen uit de mouwen te steken. De jaren van zelfwerkzaamheid. Maar daar word je moe van, en dat leidde in de jaren ’90 tot de tendens dat de gemeente het maar voortaan moest doen. Die kón dat ook doen, want het geld klotste tegen de plinten omhoog. In de jaren ’00 is dan ook veel geïnvesteerd in voorzieningen. Totdat het geld op was. De gemeente onttrok zich aan het initiatief en de burger moest het gaan doen. En dat gebeurt ook. Burgerparticipatie is een bekend verschijnsel.

Maar er is wel iets veranderd. Want zelf een kiosk in elkaar timmeren, een dorpswinkel runnen, sportvoorzieningen zelf realiseren: vind er maar eens de mensen voor die er de tijd in willen steken. Ze zijn er zeker, maar het zijn wel steeds dezelfde (dat is altijd al zo geweest) en de wereld zit ook anders in elkaar. Druk, druk, druk en rendementsdenken beheersen de gedachten. Je houdt het wel even vol, maar minder lang dan vroeger zie ik om me heen. Ik ben er daarom ook van overtuigd dat je veel leefbaarheidsprojecten anders in moet steken. Professioneler.

In mijn eigen dorp De Mortel mag ik mij bemoeien met twee van die projecten. In het gebied rondom het sportpark wordt door de ondernemers zelf ruimte gemaakt voor een woon-werklocatie, waarvan de opbrengst ten goede komt aan een kunstgrasveld voor de voetbalclub. En aan het nieuwe dorpsplein wordt een nieuwe bouwlocatie ontwikkeld voor senioren, door het dorp zelf. Regelrechte gebiedsontwikkeling en bottom-up, met de gemeente in een faciliterende rol. En leefbaarheidsprojecten pur sang. Ik ben daarbij betrokken als professional én als dorpsgenoot, en die combinatie maakt het wel interessant en bijzonder. En ik ben zeker niet de enige.

Professionals met een dorpshart

Een meer professionele inslag, of ondernemende inslag zo u wilt, kunnen we ook goed gebruiken bij toekomstige vraagstukken over bijvoorbeeld de dorpswinkel en de kerk. De vernieuwende denkkracht van ondernemers is uitstekend in te zetten. Dat hoeft niet voor niks: een adviseur zoals ik kan er direct wat aan hebben, maar ook indirect kan het wat opleveren. Want meer woningen in een dorp = meer klanten voor de kapper = meer tuinen = meer zwembaden, enz. enz. Leefbaarheid is meer dan het verenigingsleven, het is ook gewoon keiharde economie.

Mijn pleidooi: kijk niet wat het dorp voor jou kan doen, maar wat jij kunt doen voor het dorp als ondernemer. En niet als sponsor die geld geeft, maar als denker en als doener. Investeer je ondernemerskracht en creativiteit. Professionals met een dorpshart zijn hard nodig om de leefbaarheidsprojecten van nu zo tegemoet te treden dat ze in deze tijd kans van slagen hebben. Dan gaat een dorp écht met zijn tijd mee.

De gemeente als regisseur: vasthouden of loslaten?

Het is dé hedendaagse worsteling van gemeenten en initiatiefnemers: hoe geven we inhoud aan de regisseursrol van de gemeente? De regisseur als begrip werd populair toen het gemeentelijk budget en het personeelsbestand in de voorbije jaren snel slinkten. De gemeente had geen mensen en geen geld meer om overal de kar te trekken en zou zich nog beperken tot de ‘regisseursrol’ en het initiatief vooral aan de markt en de burgerij overlaten. Los van de min of meer praktische noodzaak is dat ook best een nobele opvatting.

Regisseurs

Maar ja, dat kun je roepen, en dan moet het uitgevoerd worden. En hoe doe je dat? Je hebt als gemeente jarenlang vastgehouden, nu moet je loslaten. Eng. Wat als er iets gebeurt dat je niet welgevallig is? De gemeente is er hoe dan ook voor de controle dat het goed komt én (en dit geldt vooral denk ik) wordt er ook op aangesproken als dat niet het geval is. Je kunt het toch niet compleet aan de burgers overlaten, dat heeft het verleden wel bewezen. Geef ze een vinger……

Maar als die angst doorschiet wordt de initiatiefnemer overstelpt met randvoorwaarden en toetsing van plannen die elke eigen inbreng toch weer reduceert tot precies dat, wat de gemeente wil. Zo kan ik ook regisseur zijn.

Er zijn ook verschillende typen regisseurs. Je hebt er die er heel strak op zitten, waarbij de bewegingen van de acteurs nauwgezet worden voorgedaan en alle takes minstens twintig keer over moeten. Je hebt ook regisseurs die de acteurs ‘vrij laten’ en ‘in hun kracht zetten’ zodat het creatief proces vanzelf zorgt voor een goede film. Wat is de beste methode? Van de acteurs krijgen we helaas geen waarheidsgetrouwe informatie vrees ik, want elke regisseur met wie ze werken is fan-tás-tisch! Misschien is “regisseur” dus ook wel niet zo’n goede term.

Lloret de Mar

Ik denk eerder aan een andere metafoor, een beeld dat we de afgelopen maanden weer om ons heen hebben gezien. De tiener die voor het eerst met vrienden naar Lloret de Mar gaat. Ai. Dat kan goed fout gaan. Maar iedereen weet: eens komt dat moment. Je had hem zo goed vast en nu moet je hem loslaten. Met de bus. Vrienden. Zon. Drank. Strand. De Liefde. Het beste -nee: het enige- wat pap en mam kunnen doen is hun kind wijzen op de gevaren, de lessen uit de opvoeding nog eens neerleggen en dan toch ook vooral heel veel plezier wensen. Wetend dat hij of zij tenminste íets zal doen wat niet mag, nauwelijks door de beugel kan of niet verstandig is. Maar ja, dat hoort bij het proces. Is het erg? Als je zoon niet in de gevangenis terecht komt, de borg voor de hotelkamer terug heeft en het ook nog eens ontzettend gaaf heeft gehad, moet je dan meer willen?

Het is denk ik geen kwestie van vasthouden óf loslaten. Het is omarmen én loslaten. Hier jongen, let hier en daar op, je weet zelf ondertussen wel wat goed voor je is en wat niet. Ik heb vertrouwen in je. We zien je verhalen graag tegemoet. Have fun!

Is dat nou geen mooi beeld voor de samenwerking tussen gemeente en initiatiefnemers? Vergeet vasthouden óf loslaten: omarmen én loslaten, ik denk dat het kan werken.