Maandelijks archief: november 2021

Ja maar: de woningnood

Het mantra in de hedendaagse ruimtelijke ordening is – het mag bekend zijn – bouwen, bouwen, bouwen. Er is een groot tekort aan betaalbare woningen en dat tekort is voorlopig nog niet weggewerkt. Dus er moet gebouwd worden. Vooral voor starters. Jonge mensen die de dorpen verlaten als er niet snel meer woningen komen. Dit klopt. Maar er schuilt een gevaar in het hanteren van dit mantra: je wekt er op dit moment verkeerde verwachtingen mee. 

Verwachtingen

Het tekent zich al een tijdje af in mijn gesprekken met initiatiefnemers. De een na de ander wil zijn vastgoed te gelde maken ten faveure van woningbouw. Ze vragen mij om dit ‘te regelen’ en daar begin ik doorgaans graag aan. Maar als professioneel en doorgewinterd beren-op-de-weg-smijter licht ik de mensen eerst in over de stappen die daarvoor gezet moeten worden en de aspecten die allemaal beoordeeld worden. Denk aan het groen, het parkeren, de cultuurhistorie, geurhinder, de waterhuishouding, de provinciale aanduidingen. De meest gehoorde reactie van de initiatiefnemer tegenwoordig? “Ja maar: er is toch woningnood? Ze willen toch woningen bouwen?” Er zit een veronderstelling onder dat de woningnood alle andere belangen zomaar even aan de kant schuift. Dat is een misvatting, en een bodem voor teleurstelling. 

Lokale politici voeden die bodem, door bouwoffensieven aan te kondigen, op de trom te slaan over het aantal bouwplannen dat in voorbereiding is, enzovoorts. Begrijp me niet verkeerd: het is ook zeer prijzenswaardig om ambitie te tonen en die moet je vooral niet op voorhand met mitsen en maren gaan omgeven, maar ze zijn er wel. Om de lagenbenadering van de provincie als ijkpunt te nemen: de bovenste laag is momenteel prominent en dominant aanwezig in de headlines, maar de lagen daaronder tellen net zo goed nog steeds mee. Zo hebben we dat nu eenmaal met zijn allen geregeld.

Afwegen

Ruimtelijke ordening is een zaak van afweging van belangen. Waar geven we onze schaarse ruimte aan? Wat weegt het zwaarst? Dat bepaalt een wethouder doorgaans niet in zijn of haar eentje in zijn of haar spreekkamer, maar als het goed is wordt die belangenafweging gestaafd door beleid, dat door de gemeenteraad of door Provinciale Staten is vastgesteld. Een parkeernorm, een groennorm, gemeentelijk geurbeleid, een begrenzing van het Landelijk Gebied in de provinciale verordening. In de afweging van belangen kúnnen zaken van algemeen nut sneuvelen (openbaar groen, landschap, het parkeren, de gezondheid) ten faveure van bouwen, maar er is een verdomd goede onderbouwing voor nodig van diezelfde gemeenteraad om van staand beleid af te wijken. Anders sneuvelt juist het bestemmingsplan dat de woningen mogelijk maakt onder de gerechtelijke hamer. 

Want dat is natuurlijk óók het punt in deze tijd: ja, er is woningnood maar ja, er is ook meer en meer juridische strijd over bouwplannen door buren en belangenorganisaties. Die indruk heb ik althans. En gelukkig hoeft niet elk plan verdedigd te worden bij de Raad van State in Den Haag, maar je zult maar net zien dat het jouw bouwplan is. Dan moet het wel goed in elkaar zitten. “Ja maar: de woningnood” lijkt me nou niet het steekhoudende argument om al het andere dan maar overboord te kieperen. Juist omdat de overige zaken bedoeld zijn om over tientallen jaren ook nog een leefbaar Nederland over te houden.

Als de gemeenteraad alleen maar roept om meer, meer, meer woningbouw maar daar vervolgens aan de sectorale beleidskant niets tegenover stelt (aanpassing van beleid, verruiming van afwijkingsmogelijkheden) dan gaat het allemaal nog veel langer duren dan het nu al doet. Er ligt een enorme taak voor de politici om álle wissels in de juiste stand te zetten om de door hen zo vurig bepleite versnelling van de woningbouwproductie mogelijk te maken en niet alleen te roepen om huizen.

Garen op de klos verzandt anders in een eindeloos breiwerk.